Mijn allereerste verzamel-CD ooit was Ravers Revolution. Toen ik hem voor het eerst opzette, vond ik het best spannend. Want er stonden een paar bekende nummers op, maar voor de rest zeiden de artiesten en de titels mij weinig. Bij het beluisteren werd ik echter steeds blijer met mijn aankoop. Lees verder →
Ik zal het eerlijk bekennen. Tot een jaartje of vijf geleden
kende ik dit nummer eigenlijk helemaal niet. Sterker nog: de formatie Pearl Jam
zei mij überhaupt niets. Vermoedelijk omdat zij iets met gitaren deden. Het
deel van mijn brein dat zorgde voor de opslag van muziek sloot zich dan
automatisch, waardoor de plaat vaak alleen maar even passeerde en nooit bleef
hangen.
Hoewel… toen Body Lotion in de nadagen van de happy hardcore
de single Always hardcore uitbracht,
kwam de melodie me ergens wél bekend voor, maar waarvan? Ik kon het niet thuis
brengen.
Pas toen ik me ging interesseren voor jaarlijstjes en ik ze
tot mijn verbazing terughoorde in de hoogste regionen van de Top 500 van de
jaren ’90, begon ik me af te vragen wie deze band nou was.
Het bleek een van de best verkopende rockbands ter wereld te
zijn. Een band die dit jaar zelfs werd opgenomen in de Rock and Roll Hall of
Fame. Begin jaren ‘90 gestart in het hokje ‘grunge’ maar later steeds meer
geassocieerd met classic en alternative rock.
Dat ik het niet kende kan echter ook te maken hebben met de
bescheiden chartsuccessen. Alive was hun meest in het oog springende hit, met als hoogste notering een 13de plaats en
een verblijf van 6 weken in de Nederlandse Top 40. Niet bepaald een commerciële hoogvlieger dus.
Maar met in 2016 maar liefst drie platen bij de bovenste 50 van de Lijst der Lijsten, waarvan eentje zelfs in de top 10, kunnen we niet anders dan ze inmiddels tot de klassiekers te rekenen. En de band heeft inmiddels ook een plekje weten te veroveren in mijn Spotify-lijstje. Waarbij Alive voor mij de meest bijzondere is: het was het allereerste nummer van de allereerste editie van de Achterin de Platenkast Popquiz.
Het was verwarrend. Ik zat nog in het prille begin van mijn
ontdekkingsreis door de wereld van de moderne muziek en had inmiddels
uitgevonden wat een DJ was. Over het algemeen was dat goed nieuws: veel van de
artiesten die mijn favoriete muziek maakten gebruikten dit voorvoegsel. En
sinds kort wist ik ook wat een LJ en een VJ deden. Maar een CJ?
Mijn nieuwsgierigheid was dan ook gewekt toen ik CJ Lewis in de Tipparade zag staan. Ik
hoefde gelukkig niet lang te wachten tot ik hem op vrijdagmiddag in de Top 40
kon beluisteren. En toen Sweets for my
sweet werd aangekondigd had ik mijn vingers al op de knoppen van mijn
cassettedeck. Bij de eerste tonen werd echter al duidelijk dat het weinig met
house te maken had. Maar ik nam het tóch op, want het klonk als een lekker plaatje.
De zomer stond op het punt van beginnen en de zonnige klanken kwamen dus precies
op het juiste moment.
Het werd ook een grote hit: het haalde die zomer de top 3 in
de Top 40. Maar Nederland was niet het enige land waar de Brit met Jamaicaanse
roots een hit scoorde. Ook in de ons omringende landen kwam het hoog in de
hitparades, waarbij zijn thuisland verantwoordelijk was voor de meeste
verkopen.
Het ‘verreggae’en’ van oude soulmuziek werd zijn
handelsmerk. Sweets for my sweet
stamde uit het begin van de jaren ’60, toen The Drifters er een hit mee hadden
in de Verenigde Staten. Destijds nog vergezeld door onder andere Dionne Warwick
en haar tante Cissy Houston, de moeder van Whitney.
Met zijn tweede plaat Everything is alright (uptight) ging CJ Lewis aan de haal met een nummer van Stevie
Wonder. Als derde single koos hij voor Best of my love. En die was dan weer origineel van The Emotions, uit 1977. Maar in
Nederland waren we hem toen alweer vergeten. Want waar deze singles in Engeland
het nog best goed deden, liepen zijn successen hier na zijn debuut al snel
terug. De derde single haalde niet eens de Tipparade.
En wat er nu bedoeld werd met ‘CJ’…? Ik moet jullie het
antwoord helaas schuldig blijven. Ook nu, anno 2017, leverde mijn speurwerk mij
niet het antwoord op. Z’n initialen waren het in ieder geval niet, want hij heette
Stephen James Lewis. Mocht iemand dus nog de oplossing voor dit mysterie
hebben, graag!
Wat doe je als band als je een optreden van een half uur
moet vullen terwijl je maar twee hits hebt gehad? Dat zal ongetwijfeld de vraag
zijn geweest die Double Vision zichzelf óók stelde toen zij in 2011 afreisden naar Den
Bosch om daar op te treden op We love the
90’s.
Een feestje waar wij toevallig óók waren. Ik had via de
bekende veilingensite voor een handjevol euro’s vier tickets geregeld en nu
reden we vol verwachting richting Brabanthallen. Want waar er tegenwoordig geen
weekend voorbij gaat waarin je je níet kunt onderdompelen in 90’s jeugdsentiment,
was een dergelijk feestje tóen nog best bijzonder. Helemaal op zo’n grote
schaal, met dan óók nog live-artiesten uit die tijd.
Verwend door de indrukwekkende decors van festivals zoals
Mysteryland en Dance Valley was de afwerking hier vrij… minimaal. Dat wil
zeggen: de boxen sprongen het meest in het oog. En dat was niet omdat ze er nou
zo spectaculair uitzagen. Nee, er was een podium met een DJ-booth en er hing
een spandoek van het feestje zodat we in ieder geval konden zien dat we goed
zaten. Maar dat was het.
We klaagden niet… zoveel hadden we immers niet betaald. En
de optredens waren hartstikke leuk. Captain Hollywood, T-Spoon en Robin S stelden
zeker niet teleur. Toen kwam Double Vision. De Spaanse dance-formatie stelde
zich voor en trapte af met hun grootste hit: Knockin’.
Een fijn nummertje. Ze hadden er in 1994 al redelijk succes mee
gehad in hun thuisland, maar toen zij een jaar later deze single ook hier
uitbrachten, werd het pas écht een hit. Zes weken lang stonden ze op de tweede
plaats in de Nederlandse Top 40. Maar elke week moesten ze weer hun meerdere
erkennen in Gangsta’s paradise.
In Den Bosch volgde na hun debuutplaat logischerwijs de tweede
single: Allright. Ook fijn,
misschien zelfs wel fijner, maar een iets minder grote hit dan zijn voorganger.
Een derde nummer volgde. Ik vermoed dat het hun derde single betrof, maar zelfs
bij mij als zelfbenoemd 90’s dance-specialist, deed het weinig belletjes
rinkelen.
Gelukkig werd het daarna weer een stuk herkenbaarder. Ze deden
opnieuw Knockin’. En daarna opnieuw Allright. En ze sloten dit spektakel
af met hun grootste hit… Knockin’. Nee,
de creativiteit van deze Eurodance-formatie kende werkelijk géén grenzen.