Jarenlang was ik lid van de Donald Duck. Elke zaterdagochtend stond ik weer te trappelen bij de voordeur, wachtend op dat moment waarop de bezorger hem bij ons in de brievenbus gooide. En wat kon ik ongelooflijk balen als ik dan nét toevallig naar de voetbal moest.
Ik heb het stuk gelezen, dat vrolijke weekblad. Er was maar één ding dat mij stoorde. Telkens als Walt Disney weer een blockbuster naar de bioscoop bracht, moesten wij als geabonneerden zo nodig al vast een voorproefje krijgen. En dan was het verhaaltje van mijn favoriete eend opeens ingeruild voor een stripversie van de nieuwe tekenfilm. De Kleine Zeemeermin, Belle en het Beest, Aladdin, The Lion King…
Zonde was het. Áls ik die film al wilde kijken, dan ging ik hem toch gewoon in de bioscoop zien? Waarom moest het me al bij voorbaat door de strot geduwd worden? Natuurlijk, het was gewoon een sterk staaltje doelgroepmarketing. En ik moet ook toegeven dat dat uiteindelijk wel de films waren die mij het beste zijn bij gebleven en die ik ook als eerste aanzette voor mijn dochter toen we Disney+ kregen. Maar op een gegeven moment haakte ik als abonnee echt af. De films die nadien verschenen zijn dan ook nog steeds een groot mysterie voor mij. Nou ja, ééntje weet ik nog: Mulan.
Maar dat was vooral vanwege de bijzondere soundtrack, met onder andere boyband 98 Degrees en Stevie Wonder die de handen ineen hadden geslagen. Een niet echt voor de hand liggende combinatie, ware het niet dat zij beiden bij Motown onder contract stonden.
Het resultaat was productie True to your heart. Een aanstekelijk nummer waar Stevie Wonder ook aan de nieuwe generatie zijn ongelooflijke veelzijdigheid toonde. Want een jaar daarvóór had hij nog een gigantische hit gescoord met zijn duet met Babyface. Die prachtige tranentrekker How come how long.
