Man, wat wilde ik graag een gabber zijn! Net zoals die ene jongen uit mijn klas. Lopend op Nike Air Max, gekleed in Aussie-jas en uiteraard een Cavello-broek, hoog opgeschoren kapsel en op de discman altijd knalharde muziek die goed te horen was omdat hij zijn oordopjes nooit ín zijn oor deed, maar eroverheen hing.
Het lukte me alleen niet. Ja, dat met die discman wel, maar mijn oordopjes waren niet van een zodanige kwaliteit dat je de muziek dan ook nog hóórde. Maar ik had daarnaast ook het geld gewoon niet voor Nike Air Max, laat staan voor een echte Aussie in combinatie met een Cavello-broek. En mijn kapper wilde ook al niet meewerken. “Wil je zó’n kapsel?! Daar ga ik écht niet aan beginnen!” “Oh… eh… oké, doe dan maar gewoon kort.”
En heel eerlijk… ik vond de muziek nou ook weer niet zó leuk. Ik was meer van de happy hardcore. Mijn favorieten in die tijd waren Charly Lownoise & Mental Theo, DJ Paul Elstak en Dune. Waar hij uiteraard hartstochtelijk zijn neus voor ophaalde. Want happy… dat was voor hobo’s. Aldus Neophyte, een van de meest in het oog springende hardcore-acts van die tijd.
Hoezeer ik het ook probeerde, ik bleef maar achter de feiten aanlopen bij mijn klasgenoot. Met die ‘commerciële kutmuziek’ werd ik dus uitgelachen. Kocht ik met Ravers Revolution vervolgens mijn eerste verzamel-CD, met daarop toch écht een aantal serieuze hardcore-knallers, was ik alsnog een zwabber. Want pfff… véél te soft! Kwam ik vervolgens aan met Thunderdome, werd ik opnieuw weggehoond, omdat hij inmiddels was overgeschakeld op de ‘échte gabber’.
Pas in mijn examenjaar begon ik het ideaalbeeld van de gabber los te laten. Ik was inmiddels naar mijn eerste hardcore-feest geweest en had daar te veel figuren gezien waar ik in ieder geval níet op wilde lijken. Daarnaast was ik inmiddels zelf óók overgestapt: op trance. Nog softer en nóg commerciëler. En Neophyte? Die bleken uiteindelijk toch óók wel geïnteresseerd in een commercieel succesje. Al deden ze dat dan niet onder hun eigen naam.