Erik Hulzebosch – Hulzebosch Hulzebosch

Omdat Nederland aan de vooravond staat van misschien wel de
allerwarmste week ooit, breng ik jullie graag wat verkoeling. Ik neem jullie
mee naar de winter van 1997. Het is 2 januari en om 11.17 spreekt de voorzitter
van de Vereniging der Friesche Elfsteden de magische woorden: It giet oan.
Plotseling was heel Nederland in rep en roer. Het was al elf
jaar niet meer voorgekomen dat er een Elfstedentocht werd gehouden en de – toen
nog – NOS pakte dan ook groots uit: maar liefst 400 man werden er in allerijl
opgetrommeld om de Tocht der Tochten zo goed mogelijk in beeld te brengen. En
zo zag het ganse land hoe Henk Angenent in een ultieme sprint zijn schaats net
iets eerder over de finishlijn drukte dan Erik Hulzebosch.
“Ik hoop eigenlijk maar ien ding: dat dit plaaddie hoger
eindigt dan ik in m’n Elfstedentocht,” waren dan ook de afsluitende woorden van
de hit die Erik Hulzebosch niet gek veel later scoorde met ‘Hulzebosch
Hulzebosch’. Maar helaas… ook op dit vlak moest hij het afleggen tegen de
concurrentie. Geen eerste plaats, zelfs niet eens op het podium. Een ‘schamele’
15de plaats in de Top 40 bleek het hoogst haalbare.
De schaatser zal er geen moment wakker van hebben gelegen.
Anders dan zijn mediaschuwe tegenstrever, die zich na zijn overwinningsinterview
vrijwel direct weer terugtrok tussen de spruiten, was Erik Hulzebosch niet weg
te slaan van radio en TV. En hij bezocht discotheek na discotheek om ook het
uitgaanspubliek te vermaken met ‘Hulzebosch Hulzebosch’ en diens opvolger ‘Ik vin oe seksie’.

Maar in 2007 was het dan eindelijk zo ver. Erik Hulzebosch
behaalde tóch nog zijn eerste plaats. Natuurlijk, in de tussentijd had hij nog
wel wat overwinninkjes op het ijs behaald, zoals een NK Marathon. Maar dat viel
allemaal in het niet bij het winnen van het SBS 6-programma So you wanna be a popstar. Met een
minimaal verschil versloeg hij in de finale opponent Sascha Visser en knalde
hij opnieuw de Top 40 binnen. Dit keer met zijn single ‘Extase’. Hij zou daarna
nog één keer in de nationale hitparade terecht komen met ‘Geloof me’ (geen video beschikbaar) maar
daarna was het gedaan met de muzikale carrière van de schaatser.

De platenkast van mijn vader – Louis Davids – De voetbalmatch

Ik heb blijkbaar het een en ander teweeg gebracht met mijn opmerking mijn platenkast eens open te stellen voor de “jongere” generatie. Welnu, mede op aandringen van Erwin ben ik op zoek gegaan naar de sleutels en warempel, na enig heen-en-weer gedraai kreeg ik de deur van het slot, waarna, onder krakend protest van de scharnieren, zich langzaam maar zeker een wereld ontrolde van stofnesten, spinnenwebben en het getrippel van muizen op de vlucht.
Maar…géén platen! Geen nood, achter in de kast, zo wist ik nog, was een luik met daaronder een trap naar beneden. Op het luik stond een kandelaar met een halfopgebrande kaars. Daarnaast een doosje lucifers. Ik opende het luik, stak de kaars aan en stapte behoedzaam op de eerste tree; het jaar 2014.
Langzaam daalde ik verder af, de jaren aftellend, totdat ik bij het jaar 1964 kwam; het jaar waarin ik mijn eerste single kocht. Hij lag er nog! Ik aarzelde even…maar stapte verder de diepte in. Voorbij 1950 mijn geboortejaar, de oorlog 1945 -1940, totdat ik struikelde over…de platenverzameling van mijn vader. Gelukkig, de kaars brandde nog.

Ik stond op, klopte het stof van mijn kleren en ging op zoek naar mijn eerste liefde: “De voetbalmatch” van Louis Davids. Niet de oorspronkelijke opname, die was van 1929, maar dit nummer stond op een LP met meerdere liedjes van Louis Davids.
Ik zeurde regelmatig mijn vader de kop gek om die plaat te draaien, de platenspeler was namelijk verboden gebied. Later zeurde ik met dit nummer onze kinderen de kop gek, zodanig dat ik er met mijn 60ste verjaardag op werd getrakteerd, compleet met hun visie op de “voetbalwedstrijd” die ik tot dan toe had gespeeld.

Of ik hem heb gevonden? Luister maar!

The Course – Ain’t nobody

Ik begin mijn blog dit keer verrassend genoeg met iemand die de jaren ’90 niet eens heeft meegemaakt. Zelfs niet één dag. De Chinees-Engelse Jasmine Thompson werd op 8 november 2000 geboren in Londen. Op dit moment hoor je haar veelvuldig voorbij komen met dj en producer Felix Jaehn (1994) in een van de grootste zomerhits van 2015: Ain’t nobody (loves me better).
Een nummer waarbij ík direct moet denken aan The Course. Ain’t nobody was de
tweede hit van deze Nederlands / Engelse danceact. Maar zij waren niet de
enigen in de jaren ’90 die het nummer van Rufus en Chaka Kahn coverden. Eerder
in dat decennium waagden Achterin de platenkast-kandidaten Diana King, bekend
van de single ‘Shy guy’ en rapper LL Cool J, bekend van NCIS, zich al aan het
nummer. Waar het bij hen echter bij een bescheiden hitje bleef, was het voor
The Course hun tweede Top 10-succes.
Vóór deze single had de groep namelijk al flink gescoord met
Ready or not’. Een cover van 90’s iconen The Fugees, dat bijzonder genoeg
eerder in de Top 40 stond dan het origineel. Oorspronkelijk was dit nummer
uitgebracht onder artiestennaam The Source. Maar met die keuze was een andere
Source het niet eens. De band was echter niet voor één gat te vangen. Ze
draaiden twee letters om en veranderden verder… niets.

‘Ready or not’ werd destijds ingezongen door de Nederlandse
Irma Derby. Een zangeres die ook haar stem leende aan ‘Een moment zonder jou
van Nasty. Tegenwoordig manifesteert zij zich als een frequent bezoeker van
talent shows. Popstars, X-Factor en The Voice of Holland: ze heeft ze allemaal afgevinkt.
En zo is het cirkeltje weer rond. Want de bekendheid van Jasmine
Thompson begon op een zangwedstrijd. Alleen won zij wél. Vervolgens zong zij al
op 12-jarige leeftijd Ain’t nobody (loves me better) in. Het liedje werd
gebruikt in een commercial van een Engelse supermarkt en Jasmine had haar
eerste hitnotering te pakken. De remix van Felix Jaehn zorgde er echter voor
dat zij ook buiten het thuisland doorbrak. Hopelijk voor haar houdt zij het
langer vol dan The Course. Want na Ain’t nobody verdween de band van de
planeet. En werd daarmee een van de weinige two-hit-wonders.

T-Birds – Birds dance

Begin jaren ’90 kon je werkelijk alles zonder enige gêne op
house zetten en ongestraft op plaat uitbrengen. En zo kon het gebeuren dat de
T-Birds in 1992 een oude hit uit 1980 opduikelden en het nummer een early
90’s-make-over gaven.
Een nummer trouwens dat destijds écht niet ongemerkt voorbij
was gegaan. Wereldwijd werden er maar liefst 35 miljoen platen van verkocht. Er
zijn daarna nog zo’n 370 versies van gemaakt en eentje daarvan schopte het
zelfs tot ‘meest irritante liedje allertijden’ in Groot Brittannië. Wereldwijde
faam dus voor de Electronica’s: drie accordeonisten die normaal gesproken optraden
voor een handjevol toehoorders in het plaatselijke café van St. Willebrord. Een
klein dorpje in het westen van Brabant.
Maar nog steeds komt hun Vogeltjesdans nog wel eens voorbij
tijdens carnaval of tijdens een bruiloft. Een nummer waarbij ook de mensen die
kampen met een volledige afwezigheid van dancing skills, opeens een ernstige
drang voelen om de dansvloer te betreden. Om vervolgens, zonder enige vorm van
schaamte en meestal geholpen door enkele alcoholische versnaperingen, te laten zien
dat zij deze dansvorm tot in de puntjes beheersen. Een avontuur dat meestal
eindigt waar het begint: gedesillusioneerd op een stoel náást die dansvloer.
Voor de T-Birds was de evergreen-status overigens niet
weggelegd. Hun hoogste positie in de Nederlandse Top 40 was 30. Er kwam nog wel
een opvolger waarbij zij nog dieper in de platenkast doken en de Radetzkymars
van Johan Strauss van een beat voorzagen. Verder dan de tipparade kwam dat
nummer helaas voor hen niet.

Puff Daddy – Come with me

De afgelopen Top 2000 werd ik verrast door een intro dat wel
héél bekend klonk. Een nummer dat ik nooit had verwacht in deze lijst der
lijsten. En áls het al zo zou zijn, dan in ieder geval niet zo hoog. Maar
naarmate het intro vorderde leek het er toch echt op dat Puff Daddy met ‘Come
with me’ zich had genesteld tussen de grootste klassiekers uit de
muziekgeschiedenis.
Dát nummer? Ik kon het me niet voorstellen. En het was nou
ook niet bepaald zo dat de film waarvoor ‘Come with me’ was uitgebracht, zijn voetsporen
had nagelaten in de historie van Hollywood. Sterker nog, Godzilla werd in 1998 genomineerd
voor maar liefst 5 Razzies, waaronder de meest prestigieuze: slechtste film.
De echte fans zien het niet eens áls een Godzilla-film. Het speelde
zich namelijk niet af in Tokyo maar in New York, daarnaast was het monster te
klein, het spuugde geen vuur en het werd verslagen door mensen, niet door een
nóg groter monster. De Japanners voelden zich zelfs genoodzaakt een en ander
recht te zetten in een latere Godzilla-film. Zij maakten daarin duidelijk dat
de Amerikanen weliswaar claimden dat de ‘New
York-attack’
uit 1998 het werk was van Godzilla, maar dat het toch echt een
ander monster betrof.
Het enige wat wél goed uitgevoerd was bij deze film was de
marketingcampagne. Godzilla werd flink gehypet. Steeds werden we op billboards
en bussen herinnerd aan het gigantische formaat van de hoofdfiguur. En in de
trailer kregen we enkel de enorme poot te zien.

‘Come with me’ was onderdeel van die marketingcampagne. Een bijzondere
combinatie van stevige gitaren en hiphop. Puff Daddy maakte het nummer samen
met Jimmy Page. Een man waarvan ik sinds kort weet dat ik hem niet alleen ken van
dit hitje met de vermaarde rapper, maar toch vooral omdat hij oprichter en
gitarist was van de legendarische rockband Led Zeppelin. Hun belangrijkste werk
naast Stairway to heaven en Whole lotta love? Kashmir!